Tips voor dagelijkse dips

in the library - very tired/exhausted, pretty, female student with books working in a high school library (color toned image)

Tot zo’n drie jaar geleden bestond mijn dagelijks menu vooral uit heel veel boterhammen (zes tot acht, verdeeld over de dag), koekjes, en ja, ook wel eens een appel, mandarijn of banaan. Ik had een dip rond elf uur, één uur, drie uur, die ik dus vooral ‘bestreed’ met het eten van boterhammen. Desondanks kwam ik rond vijf uur, half zes doodmoe (en vaak behoorlijk humeurig) thuis, snakkend naar het avondeten. Wat was er aan de hand? Volgens mijn toenmalige orthomoleculaire therapeut was de regulatie van mijn bloedsuikerspiegel danig in de war – vandaar de dips – en was de eerste remedie: vervang die vele bammetjes en koekjes (oftewel snelle koolhydraten) door langzame koolhydraten die meer verzadigen, namelijk uit onbewerkte vezelrijke groenten (met name knollen, bollen en wortels), fruit, noten en zaden.

Ik begon noten- en bananenbroden te bakken, knolselderij en bataat te roosteren, en er kwamen goed gevulde salades op tafel. Oké, het kostte wat meer tijd en moeite, maar ik had ook snel resultaat: in korte tijd (na enkele weken) verdwenen de dagelijkse dips. Inmiddels kan ik uren vooruit zonder maar te talen naar de koekjestrommel of een zak drop. Ook snap ik ondertussen beter wat er veranderd was (en is) in mijn lijf, nadat ik hierover tijdens mijn opleiding uitleg heb gekregen. Het heeft veel te maken met glucose, insuline en het aan en uit zetten van insulinereceptoren op je celmembranen.

Hoe werkt het? Allereerst gaat het dus om glucose die het gehalte van je bloedsuikerspiegel bepaalt. Glucose is een van de belangrijkste energiebronnen voor je lichaamscellen en dan vooral voor je hersenen. Die eisen zo’n tachtig procent op van de ongeveer 150 gram glucose die je lichaam per etmaal nodig heeft. Verder is het voor de homeostase (balans) in je lijf belangrijk dat je bloedsuikerspiegel binnen een bepaalde bandbreedte wordt gehouden. Daarboven is niet goed voor je bloedvaten en weefsels, daaronder gaan je hersenen protesteren (want die ‘draaien’ vooral op glucose). En hier speelt het hormoon insuline een belangrijke rol.

Na een maaltijd komt via je darmen de glucose in de bloedbaan terecht. De pancreas (alvleesklier) reageert direct en begint met de productie van insuline. En die insuline zorgt ervoor dat de glucose naar je hersenen, lever en spieren gaat. In je lever en spieren wordt het te veel aan glucose opgeslagen als energiereserve in de vorm van glycogeen. En als die glycogeendepots vol zijn, dan stimuleert insuline de lever om uit de rest van de glucose (buik)vet te maken. Overigens blijft een deel van de glucose natuurlijk in je bloed om de bloedsuikerspiegel binnen de gewenste bandbreedte te houden.

Insulineresistentie
Om insulineresistentie te begrijpen is een belangrijke vraag: hoe werkt de opname van glucose op celniveau? Aan de buitenkant van je cel zitten namelijk insulinereceptoren, waar de insuline op aan kan dokken en wat in je cel het onderdeel GLUT-4 activeert. GLUT-4 gaat vervolgens naar de buitenkant van de celmembraan en neemt de glucose mee terug de cel in. Een grote spiercel kan bijvoorbeeld op deze manier veel glucose opnemen. Maar op een gegeven moment zijn de cellen wel even verzadigd met glucose en zullen zij hun insulinereceptoren even uitzetten, om allereerst de al opgenomen glucose te verwerken.

Die tijdelijke insulineresistentie is oké, en zelfs normaal. Het wordt lastiger wanneer je te veel en te vaak zoet eet. Want ook al produceert de pancreas insuline, de cellen zijn dan inmiddels tijdelijk insulineresistent en zeggen ‘nu ff niet’ als de insuline bij de cel aanklopt met nog meer glucose. Bovendien: om de paar weken bouwt een cel nieuwe receptoren en receptoren die op dat moment niet aan staan, worden niet vervangen. Oftewel: de aanbouw van nieuwe receptoren wordt verminderd (volgens het principe use it or lose it). De opname van glucose gaat vervolgens steeds langzamer, want er zijn minder receptoren op de cel, en uiteindelijk worden die niet alleen tijdelijk, maar blijvend insulineresistent, en ligt diabetes type 2 op de loer.

Pancreas in de war
De pancreas vindt het trouwens niet fijn om aan de lopende band aan de slag te zijn. Evolutionair gezien is dit orgaan erop gemaakt om zo nu en dan een fikse hoeveelheid glucose aangeboden te krijgen (in de oertijd aten we zo nu en dan een fikse maaltijd, en dan weer uren niet: er waren nog geen goed gevulde ijs- en voorraadkasten). Na een maaltijd maakt de pancreas dan ook precies genoeg insuline aan om je bloedsuikerspiegel binnen vier tot zes uur weer op een normaal peil te brengen. Als je voor die tijd weer wat eet laat je de pancreas dus eigenlijk te hard werken. En op een gegeven moment raakt hij in de war van het constante aanbod van glucose en weet hij niet meer hoeveel insuline hij aan moet maken. Vervolgens zal hij alleen al bij het eten van een koekje een emmer vol insuline produceren en die leeggooien in de bloedbaan. Gevolg: er wordt juist weer te veel glucose uit je bloed gehaald, wat je hersenen niet leuk vinden, die gaan heel hard roepen: nu zoet eten!

Af en toe de pancreas actief, af en toe insulineresistent zijn, dat is geen probleem. En het kan zo’n twintig jaar duren voordat we problemen rond insulineresistentie ervaren. Maar de eerste vragen van een orthomoleculair therapeut kunnen zijn: kun je makkelijk een maaltijd overslaan? Heb je veel last van dips gedurende dag? Andere symptomen zijn bijvoorbeeld: dorst, slaperig, droge tong, vaak moeten plassen en toename van het buikvet. Insuline speelt overigens ook een belangrijke rol als verzorgingshormoon , andere symptomen van insulineresistentie zijn daarom – helaas – acné en pigmentvlekken, voor vrouwen: te heftige menstruaties en voor mannen: prostaatvergroting.

Gelukkig zijn er een paar eenvoudige aanpassingen in je menu die al enorm helpen om je bloedsuikerspiegel te reguleren. Geef allereerst je pancreas rust en laat vier tot zes uur tussen twee maaltijden zitten. En vervang de ‘snelle’ koolhydraten door meer verzadigender varianten. Voeg met name knollen, bollen en wortels toe en fruit (twee tot drie stukken fruit in z’n geheel, geen vruchtensap). Zelf heb ik gemerkt dat ik zoals gezegd ook echt niet taal naar snacks of snoep als ik fiks heb geluncht. En mijn man en kinderen zijn blij dat ik van de (meeste) sacherijnige buien af ben…

Deze blog is aangepast ook gepubliceerd op de website van Amber Albarda.