Onlangs ben ik begonnen aan de opleiding orthomoleculaire voedingsleer, een vakgebied – voeding als medicijn – dat aan de ene kant ouder is dan de weg naar Rome en aan de andere kant nog steeds volop in ontwikkeling is. Dat laatste vind ik alleen maar reuze interessant en maakt dat ik het gevoel heb ‘mijn ei’ de komende tig jaren in deze studie kwijt te kunnen.

Wat zijn dan recente ontwikkelingen? Allereerst speelt het World Cancer Research Fund hierin een grote rol: in 2007 publiceerde dit fonds het grootste onderzoeksrapport ooit over de invloed van voeding en lichaamsbeweging op de preventie en behandeling van kanker (www.wcrf.org). Dit heeft geleid tot duizenden onderzoeken waardoor voedingsgeneeskunde de laatste tien jaar een serieus genomen discipline is geworden binnen de ‘gewone’ geneeskunde. Waar vroeger het gebruik van voeding als medicijn vooral was gebaseerd op empirische kennis, wordt het nu – gelukkig! – ondersteund door goed onderbouwde wetenschappelijke onderzoeken.

Verder omvat de opleiding sinds enkele jaren niet meer alleen orthomoleculaire geneeskunde (gebruik van micronutriënten uit voeding), maar ook fytotherapie (behandeling met extracten uit kruiden en planten), whole food treatment (een gezonde voeding als basis) en bewegingstherapie. Door al deze ontwikkelingen geeft het opleidingsinstituut zelf aan dat de opleiding eigenlijk beter ‘nutritionele geneeskunde’ kan heten, de naam orthomoleculaire voedingsleer is echter nou eenmaal bekender en blijft daarom voorlopig door hen gebruikt worden.

Wat de naam ook is, orthomoleculaire voedingsleer (OV) is dus vooral – met aandacht voor bewegen – de kunst van het helen met behulp van voeding in al zijn vormen: groenten, vruchten, kruiden en planten zijn de basis en verder spelen (dierlijke) vetten een belangrijke rol. OV kan helpen bij chronische welvaartsziekten (denk aan diabetes type 2 en obesitas) en symptomen behandelen als (buik)pijn, gewrichtsklachten, huidproblemen, allergieën, slaapstoornissen, moeheid, jeuk en obstipatie. Red flags zijn er uiteraard ook, zoals bij het vermoeden van kanker, hart-insuffiëntie of een botbreuk, dat vraagt natuurlijk om specialistische hulp.

En het gebruik van voedingssupplementen komt aan bod, want al bevatten voedingsmiddelen oneindig veel actieve substanties met een therapeutische werking, soms zijn de hoeveelheden onvoldoende in de voeding aanwezig. Een voorbeeld van een interessant onderzoek op dit vlak: een sinaasappel bevat zo’n 20-30 mg vitamine C, terwijl de therapeutische werking voor mensen met reumatoïde artritis blijkt te beginnen bij minimaal 1.000 mg, ofwel 50 sinaasappels per dag! Een onmogelijke opgave om dagelijks te verorberen.

De rol van stress op je gezondheid, hoeveel vis op je menu is (nog) acceptabel, waarom kun je beter nuchter sporten, hoeveel vitamine D heb je nodig… na mijn eerste opleidingsdagen heb ik onder andere deze onderwerpen verzameld. Via mijn artikelen voor Amber Albarda en hier op mijn eigen site ga ik allerlei wetenswaardigheden rond mijn studie met jullie delen, en lekkere recepten natuurlijk…